Door de corona-uitbraak is nagenoeg iedereen voor wie dat mogelijk is, overgestapt op werken en studeren op afstand. Hetzij vanuit huis via het internet, hetzij op de vertrouwde werkplek, maar dan wel met inachtneming van de zo hartstochtelijk aanbevolen anderhalve meter afstand tot de medemens. We geven elkaar de ruimte, en we houden meer rekening met elkaar. Wij (bijna) allemaal hebben binnen een mum van tijd ons de nieuwe etiquette eigen gemaakt. In hoog tempo hebben we de transitie ondergaan naar online in verbinding staan met elkaar, en we tonen ons meer dan vroeger bezorgd voor elkaar.De vraag is of deze crisis de verbinding tussen mensen verstevigt, of dat het isolement hun leefwereld juist kleiner maakt. Het lijkt er namelijk op dat er door de anderhalve-meter-regel iets paradoxaals gebeurt: afstand lijkt inclusie maar ook het zich terugtrekken in de eigen bubbel te versterken. De vraag is of mensen door het virus elkaar gaan verstoten omdat iedereen elkaar kan besmetten, of ontstaat er juist verbinding om het virus samen te bestrijden?
Verschil tussen diversiteit en inclusie
Laten we eerst stilstaan bij het begrip inclusie, want inclusiviteit wordt vaak verward met diversiteit. Diversiteit gaat over verschillen tussen mensen, inclusie over het insluiten van deze verschillen. In een inclusieve omgeving doet iedereen ertoe, hoort erbij en draagt bij. Ervaart, kortom, geborgenheid.
“Diversiteit gaat over verschillen tussen mensen, inclusie over het insluiten van deze verschillen.”
Lynn Shore, een Amerikaanse collega-managementwetenschapper, wijst op vier knoppen waaraan we kunnen draaien om een inclusieve werk- en leeromgeving te bevorderen. Betrokkenheid van mensen bij de groep en hun aandeel in de groepsbeslissingen benoemt zij als twee belangrijke elementen. Het gevoel om geaccepteerd, gerespecteerd en gewaardeerd te worden, is het derde relevante aspect van inclusiviteit. En tot slot onderstreept ze de psychologische veiligheid: kunnen mensen zich open, eerlijk en kwetsbaar opstellen zonder dat anderen daar negatieve gevoelens aan verbinden?
Inclusie, onderwijs en samenleving
Als we door de oogharen kijken naar het onderwijs zien we leidinggevenden, docenten en studenten zich in dit coronatijdperk stevig inzetten voor het bevorderen van inclusie in het onderwijs. Zo verspreiden onderwijsinstellingen nieuwsbrieven om de verbinding onder collega’s te versterken. We delen persoonlijke verhalen en inzichten, geven elkaar tips over anderhalvemetersamenleving en onderwijs en zetten collega’s in het zonnetje.
In deze tijd wordt een beroep gedaan op de flexibiliteit van eenieder. Docenten ontpoppen zich tot duizendpoot, weten een balans te vinden tussen zorgtaken thuis en het verzorgen van onderwijs op afstand zonder de studenten uit het oog te verliezen die extra aandacht verdienen. Denk ook aan de inzet van ouderejaarsstudenten en docenten die aankomende studenten een warm gevoel geven met online open dagen. Dit alles kan alleen als er vertrouwen, comfort en veiligheid is.
Maar dan de keerzijde van de medaille. We hebben allemaal de beelden gezien en de verhalen gehoord van uitgeputte ouders die proberen én een goed werknemer te blijven (óók omdat ze bang zijn hun baan te verliezen), én die met de moed der wanhoop opeens ook thuis het vak van leraar proberen uit te oefenen. Straks komen deze mensen weer in de ring. Ga dan niet meteen over tot de orde van de dag. Neem de tijd, luister naar elkaars ervaringen. Realiseer je dat we allemaal iets meemaken dat ons persoonlijk diep raakt.
Door de uitbraak van het coronavirus lijkt het erop dat we ons anders zijn gaan gedragen. We komen eerder in beweging, letten meer op elkaar en proberen aardig te zijn voor degenen die niet meer zo goed voor zichzelf kunnen zorgen. Dat uit zich in het bezorgen van tassen met eten bij ouderen die ‘opgehokt’ zitten, tot een flinke donatie aan de voedselbanken. We steunen massaal de bloemist, de bakker en andere kleine ondernemers in de buurt en doen er aankopen zodat ze door de crisis niet omvallen. Bepaalde waarden als saamhorigheid en gelijkheid lijken meer betekenis te krijgen in ons dagelijks leven.
“We hebben onze geliefden, vrienden en collega’s op anderhalve meter afstand gezet.”
Frappant is dat we onze geliefden, vrienden en collega’s op anderhalve meter afstand hebben gezet. Maar mensen die veel verder van ons af stonden, hebben we tegelijkertijd naderbij gehaald. We skypen of whatsappen met (oude) vrienden die ver weg wonen en vragen hoe het met ze gaat. We weten dat we allemaal in hetzelfde schuitje zitten. Opnieuw een maar: geldt die betrokkenheid echt voor iedereen of sluiten we mensen buiten? Want hoe je het wendt of keert, we creëren ook afstand, omdat we bang zijn, omdat we de mensen om ons heen ook zien als potentiële virusdrager/besmetter. Of er sprake is van echte inclusie is de vraag.
Inclusie kan alleen samen
Diversiteit is een vaststaand feit in organisaties en de samenleving, maar inclusie blijft een individuele keuze. Er kan pas sprake zijn van succes als we allemaal inclusie omarmen. Elk individu kan in meer of mindere mate bijdragen aan meer inclusie. Nu lijkt het erop dat we in deze bittere tijden meer dan voorheen solidair zijn met elkaar en dat we ferm staan voor gelijkwaardigheid. Niet voor niets zijn dit twee belangrijke kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Het coronavirus zorgt enerzijds voor verbinding. Anderzijds versterkt het de sociale afstand omdat er nauwelijks nieuwe banden gesmeed worden. Daardoor blijven mensen hangen in hun eigen kringen. Bovendien kunnen de huidige sociale contacten dunner worden door minder fysiek contact. En de vraag is of het verbindende van corona op de lange termijn in stand blijft.
De woorden samen en anderhalvemetersamenleving lijken het nieuwe normaal te worden. We horen ze overal, in de politiek, het onderwijs, in de zorg. Het maakt niet uit wie je bent, waar je vandaan komt, wat je identiteit is, we zorgen voor elkaar, is nu het devies. ‘Samen met 17 miljoen mensen moeten we het doen,’ herhaalt premier Rutte bijna dagelijks sinds de corona-uitbraak. Hoe bemoedigend dat ook is, we weten dat we de honderd procent inclusie niet kunnen bereiken. Er zullen altijd met elkaar botsende verschillen zijn tussen mensen. Altijd onoverbrugbare tegenstellingen.
Neem bijvoorbeeld de versoepeling van de coronamaatregelen voor het basisonderwijs. Sommige leraren willen dat graag, andere zijn voorzichtig. Dat geldt ook voor ouders. Het maakt een groot verschil voor de druk die mensen voelen als ze in een riante twee-onder-een-kapwoning in De Bilt wonen of op een krappe 40 vierkante meter in een flat in Rotterdam-Noord. Geef jezelf rekenschap van verschillen. Realiseer je dat algemene beleidskeuzes van totaal andere betekenis kunnen zijn voor verschillende groepen mensen. Dat is essentieel voor inclusie.
Er is nu een conclusie mogelijk: wonderlijk genoeg breekt de anderhalve-meter-norm het ijs en maakt de doorvaart vrij naar meer inclusie in de samenleving en op het werk. Wie dat van belang vindt, trekt deze tendens ná de crisis door en zorgt ervoor dat de inclusiegolf doorsijpelt binnen de haarvaten van de samenleving. Dan komt het aardse paradijs misschien wel anderhalve meter dichterbij.